Praespraat VII: Praeses en de queeste naar Lazarus
Hooggeachte ODMC’ers Het is alweer tijd voor de zevende editie van de praespraat. Terwijl de praespraat bekokstoofd wordt door jullie weledele leider, maakt jullie aller quaestor de rekening voor jullie op. En jongens jongens het wordt weer een hoge. Begrijpt u mij niet verkeerd, dit is absoluut geen aansporen om minder te gaan drinken. Sterker nog, hoe hoger de omzet van ODMC, hoe beter het is voor de economie. Ferdi rijdt inmiddels in een dikke BMW, allemaal dankzij jullie. De goudkoorts heerst weldegelijk in de goldrush. De honger.. ehh dorst naar het vloeibare goed is niet te stillen, waarvoor hulde. Helaas leek na uren te hebben gestreden onze inzet tot niks te leiden. Het moraal begon te dalen. Er verscheen twijfel in de ogen van de dappere strijders der ODMC. ‘Was dit dan een onneembare veste?’ De barmannen gooiden hard en toegewijd glazen water over de balustrades. Nee, er moest een andere route gevonden worden tot het hart van kasteel Lazarus. Gelukkig wist onze intelligente, charismatische en bijzonder knappe leider(ik) een andere route. Een sluiproute, door het duistere Alco Hol. Helaas bleek bij aankomst dat dit macabere hol was onderstroomt met Flügel. Nu wist elke dappere strijder van het purperen leger uiteraard wel hoe te zwemmen, maar in alle eerlijkheid waren ze op dit punt daartoe niet meer in staat. Daarom werd gekozen voor de enige oplossing voorhanden: ons er doorheen drinken. Dus na deze zondvloed van Flügel tot ons genomen te hebben (serieus, dat rad is verzwaard op de Flügel) en Mark nog een degelijke portie stenen had gegeten, kwamen we aan in de duistere kerkers van de veste. Dit waren de donkere krochten van de queeste. Er is veel gebeurd waar beter niet meer over gesproken kan worden daar in de martelkamers van Lazarus. Hele flessen chillisaus die omgekeerd in shotglazen werden geserveerd. Tranen en bloeddoorlopen wangetjes van mijn wapenbroeders. Echter, dappere, koene ridders dat we zijn hebben wij ons ook hier doorheen geslagen. Op dit moment bleek dat onze grootste bondgenoot en gids, tevens onze grootste vijand was. Marks pinpas begon zich tegen ons te keren. Deze kwade entiteit begon een eigen leven te leiden. Plots kwamen daar, door schuld van deze kwade genius, de kwaadaardige goldstrike-soldaten van Lazarus ons te lijf. Kracht bijgezet door Marks pinpas, die ze in grote getalen op ons afstuurde. Het gevecht was hevig, goldstrike is namelijk helemaal niet lekker. Echter gingen uiteindelijk ook deze vijanden te lijf. Ons omhooggevochten door de talloze verdiepingen, ruimtes en zalen in de burcht Lazarus konden wij dan eindelijk het purperen vaandel hijsen in de hoogste toren van Lazarus. Hij stond scheef, ja, maar het ging om het symbool. De vaandel wapperde trots in de winden van Hollaars en we wisten dat ons doel bereikt was. Toen begon daarentegen het onvoorzien zwaarste deel van de queeste: de terugreis. Hier was tijdens het de zwaar gestreden slag niet over nagedacht. Het bleek dat het magische rad dat ons naar Lazarus had gebracht, ons niet ook terug zou brengen. Dit moesten wij dus zelf doen op onze stalen rossen. Echter waren de stalen rossen bezeten! Waar deze trouwe diertjes altijd recht op hun doel af galoppeerden, bleken ze dit keer onzeker in hun pas. Menig een maal trokken de dieren, uit eigen wil, naar links of naar rechts. De edeldieren stonden wankel op hun poten, wat leidde tot ongelukken. Het ros van de heer Groenewoud van Oldenhalen tot Zalentijn sloeg abrupt zijn majestueuze hoofd in de volbloed Gelderlander van de heer Hollaars. Dit niet één, maar wel tot twee keer toe! De paarden en hun ruiters eindigden geshockeerd en pardoes op het Twente ruiterspad. Ook het lastdier van de Queas bleek moeite te hebben en besloot bij het betreden van de campus spontaan te gaan liggen! Ik kan u gerust stellen dat de Praeslijke Pony(ook wel de Prony) de rit dit keer wél heelhuids heeft gehaald. De Prony besloot dit keer geen trek te hebben in een overheerlijke hap gravel. Al met al was dit een succesvolle queeste met zeer leerzame ondertoon, zoals elke fabel en sprookje: ga nooit naar meer naar de Shooters. Met de hoogste minachting, Praes Mathijs de Eerste. Praesetarier De Shooters
Bij sommige leden is de Oneindige Dorst zelfs zo groot dat men het nodig acht deze te proberen te stillen in niet alleen de goldrush, maar ook een zondaarsoord als de Shooters. Zo ook tijdens de laatste borrel. Een elitecorps, gevormd door de stevigste pilsers, de hardste hakkers, de cream of the crops, het neusje van de zalm op het gebied van bierdrinken en escalatie. Deze biertempeliers van de orde van het paarse schild gingen op queeste, op bedevaart, nee, kruistocht naar het beloofde land: Lazarus. Zoals op elke reis moest het wiel vele malen draaien voor de bestemming werd bereid. Het wiel in kwestie: het magische rad der verdorvenheid in de Shooters. Radbraken had opeens een nieuwe betekenis. Echter, de elite zou de elite niet zijn als het radbraken zo gemakkelijk zou komen. Sterker nog, het rad werd nog maar eens voor de zoveelste keer aangeslingerd en het verscheen aan de horizon: het prachtige Lazarus. Met nog één krachtige haal aan het rad was men op bestemming. Scheef maar vastberaden trokken we dit prachtige oord in. Het land waar alles goed is, waar problemen niet bestaan en waar de portemonnee schijnbaar bodemloos is. Geleid door een magische fee genaamd ‘Marks pinpas’ reden wij op ons magisch rad over de toppen en door de dalen van Lazarus. Ieder aanwezig lid der ODMC was zich bewust van hun missie: Lazarus zou die nacht nog veroverd worden. Toen het gewone geschut, bier, niet opgewassen bleek tegen de torenhoge muren van kasteel Lazarus, werd het zware geschut tevoorschijn getoverd: vlammende shotjes werden ingezet om tegen de muren van deze veste op te drinken.
Commandant van het Corps Maribiers
Kweker van het levereelt
Guitig grootheerser
Baron Barbezoek
Groots gravelsnaaier
Reacties
Log in om reacties te bekijken.